ECLI:NL:HR:2004:AP0964

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/071HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • P. Neleman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba inzake Stichting Monumentenzorg Curaçao

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], wonende op Curaçao, en de Stichting Monumentenzorg Curaçao. De zaak is voortgekomen uit een eerder arrest van de Hoge Raad van 8 februari 2002, waarin het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 29 februari 2000 werd vernietigd en de zaak werd verwezen voor verdere behandeling. Na een memoriewisseling heeft het hof op 5 november 2000 een tussenvonnis gewezen, waarin [Eiser] de gelegenheid kreeg om zich uit te laten. Het hof heeft vervolgens op 29 april 2003 een eindvonnis gewezen, waarin het eerdere vonnis werd bevestigd, met een aanpassing van het maximum van de te verbeuren dwangsommen.

Tegen deze vonnissen heeft [Eiser] cassatie ingesteld. De Stichting heeft verzocht het beroep te verwerpen. De zaak is behandeld met inbreng van de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [Eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 270,96 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelden.

Uitspraak

10 september 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/071HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende op Curaçao,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
STICHTING MONUMENTENZORG CURAÇAO,
gevestigd op Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
1. Het geding in voorgaande instanties
De Hoge Raad verwijst voor het verloop van dit geding tussen eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en verweerster in cassatie - verder te noemen: de Stichting - naar zijn arrest van 8 februari 2002, nr. R00/071, NJ 2002, 266. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: het hof) van 29 februari 2000 vernietigd en het geding naar dat hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
Na memoriewisseling zijdens partijen heeft het hof bij tussenvonnis van 5 november 2000 [eiser] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten als bedoeld in rov. 13 en 14 van dit vonnis. Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] een akte genomen, waarop de Stichting bij contra-akte heeft gereageerd.
Bij eindvonnis van 29 april 2003 heeft het hof het bestreden vonnis bevestigd, met dienverstande dat het maximum van de eventueel te verbeuren dwangsommen op Naf. 200.000,-- wordt gesteld.
Het tussenvonnis en het eindvonnis van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide vonnissen van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift tot cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Stichting heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 270,96 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 10 september 2004.