ECLI:NL:HR:2004:AP0186
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van artikel 163 Wegenverkeerswet 1994 en de medische redenen voor het niet meewerken aan een ademonderzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 augustus 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was in hoger beroep veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en eenvoudige belediging van een ambtenaar. De verdachte had aangevoerd dat hij niet in staat was om de ademanalysetest te voltooien vanwege medische redenen, maar het Hof oordeelde dat hij niet op een duidelijke manier deze redenen had gecommuniceerd aan de verbalisanten. De verbalisanten hadden in hun proces-verbaal verklaard dat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte om medische redenen niet in staat was om de test te voltooien. Het Hof verwierp het verweer van de verdachte en oordeelde dat de verbalisanten niet verplicht waren om een bloedproef aan te vragen, aangezien er geen bijzondere medische redenen waren die het verlenen van medewerking aan de ademtest onwenselijk maakten. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het beroep van de verdachte op artikel 163, derde lid, WVW 1994 niet kon slagen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was. Het beroep werd verworpen, en de eerdere veroordeling van de verdachte bleef in stand.