ECLI:NL:HR:2004:AP0114
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake vordering tot betaling door RABO Financieringsmaatschappij B.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, en RABO Financieringsmaatschappij B.V. De zaak begon met een vordering van RABO, die op 22 september 1999 [Eiser] had gedagvaard voor de kantonrechter te Schiedam. RABO vorderde een betaling van ƒ 9.725,70, vermeerderd met wettelijke rente. [Eiser] bestreed de vordering, maar de kantonrechter wees deze toe in een eindvonnis op 13 februari 2001. Hierop heeft [Eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam, die op 5 september 2002 de eerdere vonnissen bekrachtigde. Tegen dit vonnis heeft [Eiser] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij RABO niet verschenen was. De advocaat van [Eiser] heeft de zaak toegelicht. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De Hoge Raad heeft [Eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van RABO op nihil zijn begroot.