ECLI:NL:HR:2004:AO9806
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring van poging tot diefstal door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij het Hof had overwogen dat de verdachte en een medeverdachte ten tijde van de zitting reeds enkele maanden gedetineerd waren voor andere vermogensmisdrijven. De Hoge Raad oordeelde dat deze omstandigheid niet redengevend was voor de bewezenverklaring van de poging tot diefstal. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 mei 2002 in Hengelo, waar de verdachte samen met medeverdachten de woning van een bejaarde vrouw binnendrong. De vrouw werd door de verdachten in haar woning overrompeld, maar de uitvoering van het voorgenomen misdrijf werd niet voltooid. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot één maand gevangenisstraf en had een betalingsverplichting opgelegd aan de benadeelde partij. De verdediging stelde dat het Hof ten onrechte het voorarrest in een andere strafzaak had betrokken in de bewijsmotivering.
De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd was, omdat de omstandigheid van detentie in een andere zaak niet relevant was voor de bewezenverklaring van de poging tot diefstal. De Hoge Raad benadrukte dat de bewezenverklaring moet steunen op voldoende en relevante bewijsvoering, en dat de motivering van het Hof in dit geval niet voldeed aan de eisen van de wet. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof te Leeuwarden.