ECLI:NL:HR:2004:AO9497

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/159HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de vennootschap AMSTERZONIAN S.A. tegen een niet verschenen verweerder

In deze zaak heeft de vennootschap naar Spaans recht AMSTERZONIAN S.A., gevestigd te Argentona, Spanje, op 23 december 1996 verweerder in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Roermond. AMSTERZONIAN vorderde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een betaling van ƒ 85.820,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 november 1995. De rechtbank heeft op 27 maart 1997 een verstekvonnis gewezen, waarbij de vordering werd toegewezen. Verweerder kwam in verzet tegen dit verstekvonnis en vorderde ontheffing van de veroordeling. De rechtbank heeft in tussenvonnissen van 26 maart 1998 en 18 juni 1998 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deskundigen en bewijslevering. AMSTERZONIAN wijzigde haar eis en vorderde een hoger bedrag van ƒ 91.520,--, wat door verweerder werd betwist. De rechtbank heeft op 20 januari 2000 het verstekvonnis vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van ƒ 51.543,--, vermeerderd met wettelijke rente. Verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 30 januari 2003 de eerdere vonnissen vernietigde en verweerder veroordeelde tot betaling van € 5.400,-- aan AMSTERZONIAN. AMSTERZONIAN heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en AMSTERZONIAN in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De klachten in het cassatiemiddel konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.

Uitspraak

10 september 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/159HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap naar Spaans recht AMSTERZONIAN S.A.,
gevestigd te Argentona, Spanje,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Amsterzonian - heeft bij exploot van 23 december 1996 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Roermond en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen aan Amsterzonian te betalen een bedrag van ƒ 85.820,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 1995 tot aan de dag van de voldoening.
Nadat [verweerder] niet ter terechtzitting was verschenen, heeft de rechtbank bij verstekvonnis van 27 maart 1997 de vordering toegewezen.
Bij exploot van 15 juli 1997 is [verweerder] tegen voormeld verstekvonnis in verzet gekomen en heeft hij gevorderd hem te ontheffen van de veroordeling bij voormeld verstekvonnis, en Amsterzonian niet-ontvankelijk te verklaren in haar oorspronkelijke vordering, althans haar die vordering te ontzeggen.
Amsterzonian heeft in oppositie de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 maart 1998 partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan deze te stellen vragen en bij tussenvonnis van 18 juni 1998 [verweerder] tot bewijslevering toegelaten.
Na enquête heeft Amsterzonian haar eis gewijzigd en gevorderd [verweerder] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van ƒ 91.520,--, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 november 1995, alsmede tot betaling van een bedrag van ƒ 5.616,-- aan buitengerechtelijke incassokosten.
[Verweerder] heeft zich tegen deze wijziging van eis verzet.
De rechtbank heeft bij rolbeschikking van 22 april 1999 het verzet ongegrond verklaard en de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
Bij eindvonnis van 20 januari 2000 heeft de rechtbank haar verstekvonnis van 27 maart 1997 vernietigd en, opnieuw rechtdoende in oppositie, [verweerder] veroordeeld aan Amsterzonian tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ƒ 51.543,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 1995 tot aan de dag van de voldoening, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen de vonnissen van 20 januari 2000, 26 maart 1998 en 18 juni 1998 heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 22 januari 2002 heeft het hof beide partijen bewijslevering opgedragen. Na enquête heeft het hof bij eindarrest van 30 januari 2003 de vonnissen waarvan beroep vernietigd, [verweerder] veroordeeld tot betaling aan Amsterzonian van een bedrag van ƒ 11.900,-- ofwel € 5.400,-- met de wettelijke rente hierover met ingang van 7 november 1995 tot aan de dag van de algehele voldoening, de proceskosten gecompenseerd, en dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft Amsterzonian beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
Amsterzonian heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Amsterzonian in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 10 september 2004.