ECLI:NL:HR:2004:AO9495
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een vonnis inzake de tenuitvoerlegging van een Duits Versäumnisurteil in Nederland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de vennootschap Deutsche Paracelsus Schulen für Naturheilverfahren GmbH (DPS). De zaak betreft de erkenning en tenuitvoerlegging van een Duits Versäumnisurteil in Nederland. DPS had op 21 juni 2000 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Alkmaar om verlof te verkrijgen voor de tenuitvoerlegging van het Duitse vonnis. De president van de rechtbank verleende dit verlof op 17 juli 2000. Hiertegen heeft [eiser] verzet aangetekend, maar de rechtbank verklaarde hem op 31 oktober 2002 niet-ontvankelijk in zijn verzet. Dit vonnis is door [eiser] in cassatie aangevochten.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het rechtsmiddel van verzet niet openstond voor [eiser]. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad reserveerde de beslissing over de proceskosten tot de einduitspraak, maar begrootte de kosten tot op dat moment aan de zijde van [eiser] op € 403,74 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van DPS de kosten op nihil werden vastgesteld. Dit arrest benadrukt de toepassing van het EEX-Verdrag en de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen.