ECLI:NL:HR:2004:AO9098
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vervangende hechtenis en detentiegeschiktheid in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in de Sovjetunie in 1956, was veroordeeld voor diefstal, poging tot zware mishandeling en mishandeling. Het Hof had de verdachte een taakstraf opgelegd, bestaande uit 240 uren werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis, en had een betalingsverplichting aan de benadeelde partij opgelegd. De verdachte stelde in cassatie dat hem ten onrechte vervangende hechtenis was opgelegd, omdat hij ongeschikt zou zijn om een vrijheidsstraf te ondergaan. De raadsman voerde aan dat de verdachte lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en dat er geen gedegen onderzoek naar zijn detentiegeschiktheid had plaatsgevonden.
De Hoge Raad oordeelde dat de regel dat de rechter moet reageren op een gemotiveerd verweer over de ongeschiktheid voor een gevangenisstraf niet geldt wanneer vervangende hechtenis wordt opgelegd. De Hoge Raad concludeerde dat de raadsman niet voldoende had aangetoond dat de verdachte niet in staat was om een vrijheidsbenemende sanctie te ondergaan. De Hoge Raad verwierp het beroep, omdat het middel feitelijke grondslag miste en er geen reden was om de bestreden uitspraak te vernietigen. Dit arrest bevestigt de mogelijkheid van vervangende hechtenis en de voorwaarden waaronder deze kan worden opgelegd, en benadrukt het belang van een gedegen beoordeling van de detentiegeschiktheid van de verdachte.