ECLI:NL:HR:2004:AO9027
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vraag of het geven van gelegenheid tot sportbeoefening valt onder de Wet op de omzetbelasting 1968
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van B.V. X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 maart 2003, betreffende een beschikking inzake de omzetbelasting. De belanghebbende had een verzoek ingediend om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2001, ter hoogte van ƒ 47.731. Dit verzoek werd door de Inspecteur ingewilligd, maar na bezwaar werd de beschikking door de Inspecteur gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad behandelt de vraag of het geven van gelegenheid tot sportbeoefening valt onder de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968, specifiek onder post 14, letter g, van de bij de wet behorende Tabel I. Het Hof had geoordeeld dat bij de door belanghebbende verleende diensten het aspect 'sport' centraal staat, en dat de aspecten 'vermaak' en 'dagrecreatie' van ondergeschikte aard zijn. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen onjuiste maatstaf heeft aangelegd en dat het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond, en bevestigt daarmee de uitspraak van het Hof.
De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 7 mei 2004, en de proceskosten worden niet toegewezen. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de Wet op de omzetbelasting 1968, met betrekking tot de classificatie van diensten die verband houden met sportbeoefening en recreatie.