ECLI:NL:HR:2004:AO8913
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake de Flora- en faunawet en de bevoegdheid van de rechter tot intrekking van provinciale verordeningen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Stichting de Faunabescherming en de Provincie Fryslân. De Stichting had de Provincie in kort geding gedagvaard om de intrekking van een provinciale verordening te vorderen, die volgens de Stichting in strijd was met de Flora- en faunawet en Europese richtlijnen inzake natuurbescherming. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden had de vordering van de Stichting afgewezen, en het gerechtshof had deze beslissing in hoger beroep bevestigd. De Stichting heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechter in kort geding niet bevoegd is om een veroordeling uit te spreken tot intrekking van een provinciale verordening, die democratisch tot stand is gekomen. Dit oordeel is gebaseerd op de verdeling van bevoegdheden tussen de verschillende staatsorganen, zoals vastgelegd in de Grondwet. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter niet kan ingrijpen in de procedure van politieke besluitvorming, ook niet wanneer de verordening mogelijk in strijd is met Europese richtlijnen.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de Stichting en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rol van de rechter in zaken die betrekking hebben op provinciale wetgeving en de verhouding tussen nationale en Europese regelgeving.