ECLI:NL:HR:2004:AO8558

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/100HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewindstelling van goederen en uitsluiting van uitkeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de bewindstelling van goederen van de verzoeker, [Eiser]. De zaak begon met een verzoekschrift dat op 14 augustus 2000 werd ingediend bij het kantongerecht te Amsterdam door de verweersters in cassatie, hierna aangeduid als [verweerster] c.s. Zij vroegen de kantonrechter om de goederen van [Eiser] onder bewind te stellen en benoemden verweersters sub 2 en 3 als bewindvoerders. [Eiser] heeft dit verzoek bestreden, maar de kantonrechter heeft op 9 augustus 2001 de goederen onder bewind gesteld en de door [Eiser] verzochte maatregelen afgewezen.

Hierop heeft [Eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam, die op 28 mei 2003 de beschikking van de kantonrechter gedeeltelijk heeft vernietigd. De rechtbank heeft bepaald dat de periodieke uitkeringen van [Eiser], zoals WAO-uitkeringen en AOW-pensioen, niet onder het bewind vallen, maar heeft de beschikking voor het overige bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft [Eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van [Eiser] verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

25 juni 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/100HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 14 augustus 2000 ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam ingediend verzoekschrift hebben verweersters in cassatie - verder te noemen: [verweerster] c.s. - zich gewend tot de kantonrechter aldaar en verzocht de goederen van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - onder bewind te stellen met benoeming van verweersters in cassatie sub 2 en 3 tot bewindvoerder.
[Eiser] heeft het verzoek bestreden.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 9 augustus 2001 de goederen die (zullen) toebehoren aan [eiser] onder bewind gesteld, Kas-Associatie N.V., Kas-vermogensbeheer, te Amsterdam tot bewindvoerder benoemd, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam.
Bij beschikking van 28 mei 2003 heeft de rechtbank de beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 9 augustus 2001 in zoverre vernietigd, dat de aan [eiser] toekomende periodieke uitkering(en) in de vorm van een WAO-uitkering en/of AOW-pensioen, dan wel vergelijkbare uitkering(en) van het beheer worden uitgesloten, bedoelde beschikking voor het overige bekrachtigd, en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] c.s. hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 25 juni 2004.