ECLI:NL:HR:2004:AO7730
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over alimentatie en echtscheiding met verwijzing naar gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding en de daarbij behorende alimentatieverplichtingen. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had op 8 juni 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Leeuwarden om echtscheiding en een bijdrage in haar levensonderhoud van de man, verzoeker in cassatie. De rechtbank heeft op 3 oktober 2001 de echtscheiding uitgesproken, maar het alimentatieverzoek van de vrouw afgewezen bij eindbeschikking op 2 oktober 2002. De vrouw ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 4 juni 2003 de beschikking van de rechtbank vernietigde en de alimentatie op € 327,24 per maand vaststelde, met terugwerkende kracht tot 16 oktober 2001. De man heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof in hoger beroep niet had gelet op het voorwaardelijk tegenverzoek van de man om de alimentatie te limiteren, wat een belangrijke omstandigheid was die in de beoordeling had moeten worden meegenomen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van alle verzoeken in het kader van alimentatie en echtscheiding, en bevestigt dat de rechter in hoger beroep alle relevante verzoeken moet overwegen.
Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op alimentatieverplichtingen na echtscheiding, en onderstreept de noodzaak voor rechters om alle aspecten van een zaak grondig te onderzoeken en te overwegen.