ECLI:NL:HR:2004:AO7418
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en alimentatieverplichtingen na feitelijke scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de echtscheiding en de alimentatieverplichtingen tussen een man en een vrouw. De man, verzoeker tot cassatie, had in 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch om echtscheiding uit te spreken. De vrouw, verweerster in cassatie, had eveneens verzocht om echtscheiding en om een alimentatie van € 2.500,-- per maand. De man betwistte de hoogte van de alimentatie en vroeg om een beperking in de duur van de alimentatieverplichting tot twaalf jaar na de scheiding.
De rechtbank sprak op 24 januari 2003 de echtscheiding uit en bepaalde dat de man een bedrag van € 1.478,42 per maand aan de vrouw moest betalen, wat later door het gerechtshof werd aangepast. Het hof oordeelde dat de alimentatieverplichting van de man inging op 13 mei 2003, de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, en dat de periode van gescheiden wonen niet in mindering mocht worden gebracht op de alimentatieduur.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de situatie van de partijen ten tijde van de feitelijke scheiding wezenlijk anders was dan bij een formele scheiding van tafel en bed. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarbij hij had betoogd dat de alimentatieverplichting op een andere manier had moeten worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke regels omtrent de alimentatieverplichtingen na echtscheiding en de gevolgen van feitelijke scheiding.