ECLI:NL:HR:2004:AO7189
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bouwkundige voorzieningen en schadevergoeding
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerder gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam met de eis om bouwkundige voorzieningen te treffen ter voorkoming van het vergaan van een gebouw. Eiser vorderde dat verweerder binnen 14 dagen na betekening van het vonnis een plan zou overleggen voor de noodzakelijke werkzaamheden, goedgekeurd door een onafhankelijke derde. Daarnaast vorderde eiser dat verweerder binnen zeven dagen na goedkeuring met de herstelwerkzaamheden zou beginnen, zonder hinder of schade te veroorzaken, en dat bij niet-naleving een dwangsom zou worden opgelegd. Subsidiair vorderde eiser schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, alsook de kosten van rechtskundige bijstand.
De rechtbank verklaarde zich bevoegd, maar wees de vorderingen van eiser af in een eindvonnis op 19 april 2001. Eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 31 oktober 2002 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Eiser stelde cassatie in tegen dit arrest, waarbij verweerder niet verschenen was. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte, in overweging genomen.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen, waarbij werd geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De beslissing werd genomen zonder nadere motivering, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen. Eiser werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerder op nihil werden begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 25 juni 2004.