ECLI:NL:HR:2004:AO7046
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van het Besluit goederenvervoer over de weg in relatie tot huishoudelijke afvalstoffen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor het verrichten van binnenlands beroepsvervoer zonder de vereiste vergunning, specifiek voor het vervoer van afvalstoffen die vrijkwamen bij de verbouwing van een woning. De kern van de zaak draaide om de vraag of het vervoer van deze afvalstoffen onder de uitzonderingsbepaling van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van het Besluit goederenvervoer over de weg viel, dat betrekking heeft op het vervoer van huishoudelijke afvalstoffen waarvoor een wekelijkse inzamelplicht bestaat.
De Hoge Raad oordeelde dat de afvalstoffen in kwestie, waaronder puin, hout en gipsplaten, niet konden worden gekwalificeerd als huishoudelijke afvalstoffen in de zin van de wet, omdat deze niet voortkwamen uit reguliere huishoudens maar uit een verbouwing. Het Hof had eerder geoordeeld dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken op basis van de uitzonderingsbepaling, en de Hoge Raad bevestigde dit oordeel. De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie niet kon leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en verwierp het beroep.
De uitspraak benadrukt de strikte interpretatie van de uitzonderingsbepalingen in het Besluit goederenvervoer over de weg en de verantwoordelijkheden van gemeenten met betrekking tot de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. De beslissing van de Hoge Raad heeft implicaties voor de toepassing van de wetgeving rondom goederenvervoer en de definitie van huishoudelijke afvalstoffen.