ECLI:NL:HR:2004:AO7005

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/117HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kinderalimentatie en uitvoerbaarverklaring bij voorraad

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster in cassatie, op 1 juli 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Rotterdam. Zij verzocht om de kinderalimentatie voor haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedatum] 1994, vast te stellen op € 159,-- per maand, met ingang van 1 mei 2002. De man, verzoeker tot cassatie, heeft tegen dit verzoek geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft op 6 september 2002 het verzoek toegewezen. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, met het verzoek de beschikking van de rechtbank te vernietigen of te wijzigen. Het hof heeft op 2 juli 2003 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Hierop heeft de man beroep in cassatie ingesteld.

De vrouw heeft een verweerschrift ingediend en verzocht het cassatieberoep van de man te verwerpen. Tevens heeft zij op 4 december 2003 een verzoekschrift ingediend om de beschikking van het hof uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent in overweging genomen, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep en niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar incidentele verzoek.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het incidentele verzoek van de vrouw geen belang meer heeft, nu met de verwerping van het cassatieberoep van de man de beschikking van het hof in kracht van gewijsde gaat. De vrouw kan derhalve niet in haar verzoek worden ontvangen. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. Deze beschikking is gegeven op 11 juni 2004.

Uitspraak

11 juni 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/117HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
VERWEERDER in het incidentele verzoek,
advocaat: mr. E.H.F. van 't Hoff,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
incidenteel VERZOEKSTER,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 1 juli 2002 gedateerd verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot de rechtbank te Rotterdam en verzocht de beschikking van die rechtbank van 25 februari 2000 in dier voege te wijzen dat de kinderalimentatie ten behoeve van de uit een relatie van de vrouw met verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] geboren minderjarige [de dochter] met ingang van 1 mei 2002 vast te stellen op € 159,-- per maand.
De man heeft tegen dit verzoek geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij beschikking van 6 september 2002 het verzoek toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage en verzocht deze beschikking te vernietigen dan wel te wijzigen en het verzoek van de vrouw af te wijzen, dan wel de bijdrage op nihil of op een lager bedrag te stellen.
Bij beschikking van 2 juli 2003 heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 6 september 2002 bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld.
De vrouw heeft een verweerschrift ingediend en verzocht het beroep te verwerpen. Tevens heeft zij bij afzonderlijk verzoekschrift van 4 december 2003 verzocht - alvorens op het cassatieberoep van de man te beslissen - de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 juli 2003 alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het cassatierekest en het verzoekschrift tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van voormelde beschikking van het hof zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het verzoek tot alsnog uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking van het hof af te wijzen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot:
- verwerping van het cassatieberoep en
- niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar incidentele verzoek.
De advocaat van de man heeft bij brief van 13 april 2004 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het incidentele verzoek
Het incidentele verzoek van de vrouw houdt in dat de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 juli 2003 alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
Het verzoek mist belang nu met de verwerping van het beroep in cassatie van de man de door het hof bekrachtigde beschikking van de rechtbank in kracht van gewijsde gaat. De vrouw kan derhalve niet in haar verzoek worden ontvangen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep en verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 juni 2004.