ECLI:NL:HR:2004:AO7001

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/099HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake Holcim Betonproducten B.V. tegen curator in faillissement van Rasters Betonindustrie B.V.

In deze zaak heeft Holcim Betonproducten B.V. (voorheen De Hoorn/Nederhemert B.V.) cassatie ingesteld tegen de curator van Rasters Betonindustrie B.V., die in staat van faillissement was verklaard. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. van Staden ten Brink, had in eerste instantie Rasters gedagvaard voor een vordering van ƒ 12.412.033,--, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Rasters had in reconventie schadevergoeding geëist van Holcim, wat leidde tot een complexe rechtsgang.

De rechtbank te Groningen heeft op 15 december 2000 in conventie Rasters veroordeeld tot betaling aan Holcim, maar in reconventie Holcim veroordeeld tot schadevergoeding aan Rasters. Holcim ging in hoger beroep, terwijl Rasters incidenteel hoger beroep instelde. Rasters werd op 19 juni 2002 failliet verklaard, waarna de curator de procedure overnam.

Het gerechtshof bekrachtigde het vonnis in reconventie en schorste het geding in conventie. Holcim heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal L.A.D. Keus tot vernietiging en verwijzing concludeerde. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep van Holcim verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak werd gedaan door vice-president R. Herrmann en raadsheren in een openbare zitting op 9 juli 2004.

Uitspraak

9 juli 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/099HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HOLCIM BETONPRODUCTEN B.V., voorheen genaamd De Hoorn/Nederhemert B.V.,
gevestigd te Aalst,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,
t e g e n
Mr. J.H. DE GROOT, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van RASTERS BETONINDUSTRIE B.V.,
kantoorhoudende te Groningen,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.B.M.M. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: DHN - heeft bij exploot van 6 januari 1999 Rasters Betonindustrie B.V., gevestigd te Stadskanaal - verder te noemen: Rasters - gedagvaard voor de rechtbank te Groningen en gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Rasters te veroordelen om aan DHN te betalen een bedrag van ƒ 12.412.033,--, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van ƒ 376.520,99, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Rasters heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd bij vonnis, volledig uitvoerbaar bij voorraad, DHN te veroordelen tot vergoeding van de schade door Rasters geleden en alsnog te lijden ten gevolge van de in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie omschreven onrechtmatige daad en toerekenbare tekortkoming(en) in de nakoming van haar verbintenis(sen) jegens Rasters, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 28 mei 1998 tot de dag van de algehele voldoening.
DHN heeft in reconventie de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 15 december 2000 in conventie Rasters veroordeeld aan DHN te betalen een bedrag van ƒ 836.089,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 1999 tot aan de voldoening, en de vordering voor het overige afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank DHN veroordeeld tot het vergoeden van de schade van Rasters op te maken bij staat en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit in conventie en in reconventie gewezen vonnis heeft DHN hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Rasters heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 19 juni 2002 van de rechtbank te Groningen is Rasters in staat van faillissement verklaard met benoeming van verweerder in cassatie tot curator.
Het geding in conventie is dientengevolge op grond van art. 29 Fw geschorst en het geding in reconventie is door de curator op de voet van art. 27 lid 3 Fw overgenomen.
Bij arrest van 6 november 2002 heeft het hof verstaan dat het geding in conventie is geschorst en heeft het hof het vonnis in reconventie waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft DHN (inmiddels genaamd Holcim Betonproducten B.V.) beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de curator mede door mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaat van de curator heeft bij brief van 15 april 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Wat betreft de feiten en het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar nr. 1 van de conclusie van de Advocaat-Generaal en naar het hiervoor onder 1 overwogene.
3.2 In rov. 31, eerste zin, heeft het hof geoordeeld dat vaststaat dat DHN ook niet heeft voldaan aan haar als voormeld verminderde plicht om 800.000 m² product af te nemen. In het licht van het debat van partijen en met name hetgeen DHN zelf heeft aangevoerd in de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende wijziging van eis, alsmede houdende conclusie van antwoord in reconventie onder 5.5, de conclusie van dupliek in reconventie onder 2.3, pleitaantekeningen DHN in eerste aanleg onder 11.1 en de memorie van grieven, grief 3 en de toelichting daarop, en hetgeen de curator heeft aangevoerd in de memorie van antwoord, tevens incidentele memorie van grieven onder 23, is dit oordeel, anders dan onderdeel 5.5 in de eerste plaats betoogt, niet onbegrijpelijk. Voor zover de onderdelen 6 - 6.2 voortbouwen op onderdeel 5.5, falen zij evenzeer.
3.3 De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Holcim Betonproducten B.V. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 9 juli 2004.