ECLI:NL:HR:2004:AO7000
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad over de uitleg van arbeidsvoorwaarden in relatie tot CAO-normen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een eiseres en een verweerder. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H. van der Woude, was in geschil met de verweerder, die als chauffeur in dienst was van de eiseres. De verweerder had de eiseres gedagvaard voor de kantonrechter te Emmen, waarbij hij vorderingen had ingesteld voor achterstallig salaris, vakantiegeld en uitbetaalde overuren over de jaren 1997 tot en met 1999. De kantonrechter had de eiseres veroordeeld tot betaling van een bedrag, maar de eiseres ging in hoger beroep bij de rechtbank te Assen, die het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde.
De eiseres stelde in cassatie dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de uitleg van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst, waarin werd verwezen naar de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de arbeidsovereenkomst niet alleen aan de CAO-norm moest worden getoetst, maar ook aan de Haviltex-norm, die een meer subjectieve uitleg van contracten behelst. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees de zaak naar het gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat partijen bij een individuele arbeidsovereenkomst vrij zijn om te bepalen welk arbeidsvoorwaardenregime van toepassing is, ook nadat de CAO haar gelding heeft verloren. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van arbeidscontracten in relatie tot CAO's, vooral in situaties waarin de CAO niet meer algemeen verbindend is verklaard. De Hoge Raad heeft de verweerder in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.