ECLI:NL:HR:2004:AO6919
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van beroep in cassatie tegen tussenarrest
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiseres] in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank te Breda. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Rijpma, had de rechtspersoon naar vreemd recht Cavalier Marine Supply Co. gedagvaard. De vordering van Cavalier betrof een betaling van een aanzienlijk bedrag in Amerikaanse dollars, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank had zich bevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen, ondanks de exceptie van onbevoegdheid die door [eiseres] was ingediend.
Na een afwijzing van deze exceptie door de rechtbank, had [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof verklaarde [eiseres] echter niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank. Hierop heeft [eiseres] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar cassatieberoep, omdat het beroep tegen het tussenarrest van het hof niet gelijktijdig met het eindarrest kon worden ingesteld, zoals vereist door de wet. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan [eiseres] opgelegd, begroot op nihil, aangezien de verweerster in cassatie niet was verschenen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen, vooral in gevallen waar het gaat om tussenarresten. De beslissing is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om tijdig en correct te handelen in het procesrecht, vooral bij het aanwenden van rechtsmiddelen.