ECLI:NL:HR:2004:AO6643

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/326HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in civiele zaak over vordering tot betaling en terugbetaling

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Stoutjesdijk, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Eiser vorderde een betaling van ƒ 305.292,-- en een bedrag van ƒ 1.431,15 ter zake van buitengerechtelijke kosten, met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen bij eindvonnis van 8 september 2000 toegewezen. Verweerster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar zij haar eis heeft vermeerderd en de vordering van eiser heeft afgewezen. Het hof heeft bij arrest van 13 juni 2002 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van eiser afgewezen, terwijl de vordering van verweerster werd toegewezen. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 4.551,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was.

Uitspraak

2 april 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/326HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 8 april 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, [verweerster] te veroordelen aan [eiser] te betalen (1) een bedrag van ƒ 305.292,-- binnen vijf dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 1998, en (2) een bedrag van ƒ 1.431,15 ter zake van buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 25 september 1998 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 8 september 2000 de vorderingen geheel toegewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij akte ter zitting van 27 maart 2001 heeft [verweerster] haar eis vermeerderd en gevorderd het vonnis van 8 september 2000 te vernietigen, de vordering van [eiser] af te wijzen en hem te veroordelen tot terugbetaling aan haar van het bedrag van ƒ 379.820,92, zijnde de door haar aan hem betaalde hoofdsom, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bij arrest van 13 juni 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [eiser] afgewezen en de vordering van [verweerster] toegewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 4.551,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren D.H. Beukenhorst, als voorzitter, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 april 2004.