ECLI:NL:HR:2004:AO6453

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02155/03 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Functioneel daderschap van plastisch chirurg bij ongeoorloofde tariefstelling

In deze zaak gaat het om de verdachte, een plastisch chirurg, die als orgaan voor de gezondheidszorg opzettelijk hogere tarieven in rekening heeft gebracht dan toegestaan. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat de verdachte eerder had vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar hem wel had veroordeeld voor overtredingen van de Wet tarieven gezondheidszorg. De verdachte was medebestuurder van de besloten vennootschap X B.V., die plastische chirurgie uitvoerde. Het Hof oordeelde dat de verdachte in zijn hoedanigheid als plastisch chirurg verantwoordelijk was voor de tarieven die door de vennootschap in rekening werden gebracht, ondanks zijn verweer dat de vennootschap de declaraties had verzonden.

De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de verdachte als orgaan voor gezondheidszorg kan worden aangemerkt, en dat het irrelevant is of hij de declaraties op zijn eigen naam heeft gedaan of via de vennootschap. De bewezenverklaring steunt op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de Economische Controledienst. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van de verdachte falen en dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld. De uitspraak van het Hof wordt bevestigd, en het beroep in cassatie wordt verworpen.

Uitspraak

31 augustus 2004
Strafkamer
nr. 02155/03 E
IV/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 19 december 2002, nummer 24/000405-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische kamer in de Arrondissementsrechtbank te Groningen van 17 april 2001 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 3 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1 primair en 3 subsidiair: "overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 17b, tweede lid, van de Wet tarieven gezondheidszorg, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd" en 2 primair "overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 17b, eerste lid, van de Wet tarieven gezondheidszorg, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van € 1.134,--, subsidiair 22 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A.J.H.W.M. Versteeg en mr. W.J. Koops, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadslieden op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het eerste en het derde middel
3.1. Het eerste middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen de verwerping door het Hof van het verweer dat niet kan worden gezegd dat de verdachte in zijn hoedanigheid van plastisch chirurg tarieven in rekening heeft gebracht. Het derde middel is gericht tegen de uitleg door het Hof van de in de tenlastelegging opgenomen bestanddelen "als orgaan voor gezondheidszorg in rekening brengen". De middelen strekken in de kern ertoe te betogen dat het niet de verdachte is geweest die als orgaan voor gezondheidszorg de desbetreffende tarieven in rekening heeft gebracht, maar dat [A] B.V., een rechtspersoon waarvan hij mededirecteur is, dit heeft gedaan. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1 primair:
hij in het tijdvak van 1 juni 1995 tot en met 25 oktober 1996 in de gemeente Groningen, opzettelijk als plastisch chirurg, zijnde een bij artikel 1 onder B nummer 5 van het Besluit werkingssfeer Wet tarieven gezondheidszorg 1992 aangewezen orgaan voor gezondheidszorg, voor prestaties, te weten consulten (COTG-code 11001), ooglidcorrecties (COTG-code 31560), blepharoplastiek (COTG-code 31539), facelifts (COTG-code 39074), borstcorrecties (COTG-code 33971), liposucties (COTG-code 39085), excisies (COTG-code 38912) en/of het verwijderen van naevi (COTG-code 39011), waarvoor (overeenkomstig voornoemde wet door het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg) een maximumtarief was goedgekeurd en vastgesteld, een hoger tarief dan het maximumtarief in rekening heeft gebracht.
2 primair:
hij in het tijdvak van 1 juni 1995 tot en met 25 oktober 1996 in de gemeente Groningen, opzettelijk als plastisch chirurg, zijnde een bij artikel 1 onder B nummer 5 van het Besluit werkingssfeer Wet tarieven gezondheidszorg 1992 aangewezen orgaan voor gezondheidszorg, voor prestaties (te weten collageenbehandelingen) van bij algemene maatregel van bestuur (te weten het Besluit werkingssfeer maximumtarieven WTG) aangewezen categorieën van organen van gezondheidszorg, zijnde prestaties ten aanzien waarvan artikel 17a van de Wet tarieven gezondheidszorg was toegepast, een tarief in rekening heeft gebracht, terwijl voor die prestaties niet overeenkomstig voornoemde wet door het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg, een maximumtarief was goedgekeurd en vastgesteld.
3 subsidiair:
hij in het tijdvak van 1 juni 1995 tot en met 25 oktober 1996 in de gemeente Groningen, opzettelijk als plastisch chirurg, zijnde een bij artikel 1 onder B nummer 5 van het Besluit werkingssfeer Wet tarieven gezondheidszorg 1992 aangewezen orgaan voor gezondheidszorg, voor prestaties, te weten behandelingen met laser van het lichaamsoppervlak (COTG-codes 39660, 39661 en/of 39662), waarvoor (overeenkomstig voornoemde wet door het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg) een maximumtarief was goedgekeurd en vastgesteld, een hoger tarief dan het maximumtarief in rekening heeft gebracht."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal (dossier), nr. 7016880, d.d. 16 juli 1997 op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door K.J. Edelenbos en F. van Veelen, beiden rechercheurs werkzaam bij de Economische Controledienst, WTG-team en buitengewoon opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisanten (inlegvellen 1, 2, 4 en 10):
Wij hebben een onderzoek ingesteld bij [A] B.V., gevestigd te Groningen, waarbij door ons onder meer het navolgende is bevonden. In genoemde B.V. worden de werkzaamheden op het gebied van plastische chirurgie verricht door onder meer [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959. Sedert 1 mei 1992 staat [verdachte] voornoemd ingeschreven in het specialistenregister van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de provincie Groningen d.d. 27 maart 1987 (gevoegd bij het hiervoor sub 1. genoemde dossier), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
In genoemd Handelsregister is ingeschreven de onderneming [A] B.V., statutair gevestigd te Groningen, met als bedrijfsomschrijving, het uitoefenen van een praktijk in plastische chirurgie. Sedert 28 juni 1994 is [verdachte], geboren op
[geboortedatum] 1959, mededirekteur van genoemde B.V..
3. Een proces-verbaal, nr. 7016880, d.d. 25 april 1997 op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door K.J. Edelenbos en F. van Veelen, beiden rechercheurs werkzaam bij de Economische Controledienst, WTG-team en buitengewoon opsporingsambtenaar (blz. 2, 3 en 58 t/m 65 van hier hiervoor sub 1. genoemde dossier), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verdachte, afgelegd op 27 maart 1997 en 24 april 1997:
Ik ben als plastisch chirurg werkzaam bij [A] B.V., gevestigd te Groningen. Ik ben mede-bestuurder van genoemde B.V. en als zodanig mede-verantwoordelijk voor de naleving van de wettelijke bepalingen welke op die B.V. van toepassing zijn. Ik sta als medisch specialist geregistreerd in het specialistenregister. Het is mij bekend, dat ik als plastisch chirurg ben aangewezen als orgaan van de gezondheidszorg. Tevens is het mij bekend, dat ik als plastisch chirurg gehouden ben aan de tarieven, welke volgens de vigerende tariefbeschikkingen door het COTG zijn voorgeschreven. De tarieven welke [A] B.V. voor behandelingen in rekening brengt zijn door een bedrijfsdeskundige berekend aan de hand van de bekende en verwachte kosten welke [A] B.V. met zich meebrengt. Het tarief dat [A] B.V. in rekening heeft gebracht voor een consult wijkt af van het COTG-tarief. Voor een consult heeft [A] B.V. tot 16 september 1995 een tarief in rekening gebracht van ƒ 95,= en na 16 september 1995 een tarief van ƒ 125,=. Ook de tarieven, welke door het COTG zijn vastgesteld en goedgekeurd voor de COTG-codes 39660, 39661 en 39662, zijn niet door [A] B.V. gehanteerd. Het is mij bekend, dat het COTG geen tarieven heeft goedgekeurd/vastgesteld voor collageenbehandelingen.
4. (...)
8. De verklaring van de verdachte afgelegd ter 's hofs terechtzitting d.d. 5 december 2002 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik weet dat het COTG maximumtarieven heeft goedgekeurd en vastgesteld voor door medische specialisten volgens het specialisme plastische chirurgie ten behoeve van niet-ziekenfondsverzekerden verrichte prestaties, waaronder onder meer consulten, ooglidcorrecties, blepharoplastiek, facelifts, borstcorrecties, liposucties, excisies en het verwijderen van naevi en volgens het specialisme dermatologie en venerologie ten behoeve van niet-ziekenfondsverzekerden verrichte prestaties, waaronder onder meer behandelingen met laser van het lichaamsoppervlak. Voorts weet ik, dat voornoemde medische specialisten voor het verrichten van voornoemde prestaties geen hogere tarieven in rekening mogen brengen dan de maximumtarieven, welke het COTG voor die prestaties heeft goedgekeurd en vastgesteld. In het tijdvak van 1 juni 1995 tot en met 25 oktober 1996 heeft [A] B.V., gevestigd te Groningen, voor de door mij als plastisch chirurg voor genoemde B.V. ten behoeve van niet-ziekenfondsverzekerden verrichte prestaties, te weten consulten, ooglidcorrecties, blepharoplastiek, facelifts, borstcorrecties, liposucties, excisies, het verwijderen van naevi en behandelingen met laser van het lichaamsoppervlak, bewust hogere tarieven in rekening gebracht dan de in genoemd tijdvak geldende maximumtarieven, welke het COTG voor die prestaties had goedgekeurd en vastgesteld. Voorts heeft genoemde B.V. in genoemd tijdvak voor de door mij als plastisch chirurg voor genoemde B.V. verrichte prestaties, te weten collageenbehandelingen, tarieven in rekening gebracht, terwijl voor die prestaties niet door het COTG maximumtarieven waren goedgekeurd en vastgesteld. In genoemd tijdvak was ik mededirekteur van genoemde B.V.."
3.4. Het Hof heeft een gevoerd verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Voorzover verdachte heeft betoogd dat hem geen blaam kan treffen nu niet hij maar de besloten vennootschap [A] B.V. de betrekkelijke declaraties heeft verzonden, kan hem dat niet disculperen nu het verdachte is geweest die de feitelijke handelingen, waarop de telastelegging het oog heeft en door het hof bewezen is geoordeeld, heeft verricht.
Naar het oordeel van het hof is het voor de bewezenverklaring en voor de strafbaarheid irrelevant of verdachte de bewuste declaraties op eigen naam heeft doen uitgaan of dat hij zich heeft bediend van een vennootschap als tussenschakel. In dit geval reeds daarom niet omdat verdachte zelf mede-direkteur van de bewuste vennootschap was."
3.5. Het gaat er in de onderhavige zaak om of de verdachte kan worden aangemerkt als degene die als orgaan voor gezondheidszorg tarieven in rekening heeft gebracht. De hiervoor onder 3.3 weergegeven bewijsmiddelen houden in dat [A] B.V. rekeningen heeft doen uitgaan voor de in de bewezenverklaringen omschreven prestaties. Voorts houden zij in dat de verdachte orgaan voor gezondheidszorg in de zin van de toepasselijke wetgeving is, dat hij medebestuurder van [A] B.V. is en wist dat [A] B.V. voor de in de bewezenverklaringen onder 1 primair en 3 subsidiair omschreven prestaties een hoger tarief dan het maximumtarief in rekening bracht en voor de in de bewezenverklaring onder 2 omschreven prestaties in strijd met de toepasselijke regels tarieven in rekening bracht. Onder die omstandigheden getuigt het oordeel van het Hof dat de verdachte als orgaan voor gezondheidszorg tarieven in rekening heeft gebracht niet van een onjuiste rechtsopvatting en is dit evenmin onbegrijpelijk.
3.6. De middelen falen.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 31 augustus 2004.