ECLI:NL:HR:2004:AO6452
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vertrouwensregel in het verkeersrecht en de aansprakelijkheid van de bestuurder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname en wonende in Nederland, was betrokken bij een verkeersongeval op 1 mei 2000 te IJsselstein. Hij reed met een personenauto, merk Peugeot, type 205, met een snelheid van 84 tot 89 km/u op een voorrangsweg, waar de maximumsnelheid 50 km/u was. De verdachte heeft een fietsbestuurder aangereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. Het Hof had de verdachte schuldig bevonden aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en hem veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden.
De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat hij vrijgesproken moest worden, omdat hij op een voorrangsweg reed en er vanuit mocht gaan dat hij voorrang zou krijgen. De Hoge Raad heeft deze opvatting verworpen en geoordeeld dat de bestuurder van een motorrijtuig niet automatisch op voorrang kan rekenen, vooral niet bij het overschrijden van de maximumsnelheid. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de bewezenverklaring van schuld toereikend had gemotiveerd en dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef.