ECLI:NL:HR:2004:AO6438
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Onpartijdigheid van raadsheer in strafzaak met eerdere betrokkenheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1939, was eerder door de Rechtbank te Haarlem veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige. Het Hof had deze veroordeling in hoger beroep vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij mr. G. Spong als advocaat optrad.
Het cassatiemiddel betrof de vraag of de onpartijdigheid van de raadsheer in het Hof in het geding was, omdat deze raadsheer ook had meegewerkt aan een eerder arrest in dezelfde zaak. De verdediging stelde dat dit een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) opleverde. De Hoge Raad oordeelde echter dat de eerdere betrokkenheid van de raadsheer niet automatisch leidde tot partijdigheid. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, die tot verwerping van het beroep adviseerde, werd door de Hoge Raad gevolgd.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen redenen waren om het bestreden arrest te vernietigen en verwierp het beroep van de verdachte. Dit arrest benadrukt het belang van de waarborging van een eerlijk proces, maar bevestigt ook dat eerdere betrokkenheid van een rechter niet per definitie leidt tot een schending van de onpartijdigheid.