ECLI:NL:HR:2004:AO6423
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Openbaarmaking van softdrugs via internet in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969 en wonende te [woonplaats], was beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3b van de Opiumwet. Dit betrof het op internet plaatsen van menu's met prijzen van softdrugs die in zijn coffeeshop verkrijgbaar waren. Het Gerechtshof had eerder geoordeeld dat deze handeling kwalificeerde als een openbaarmaking die gericht was op de bevordering van de verkoop van softdrugs, en had de verdachte hiervoor strafbaar verklaard, maar zonder straf of maatregel op te leggen.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat het plaatsen van deze informatie op internet een openbaarmaking in de zin van de Opiumwet was. De verdediging had aangevoerd dat het plaatsen van de menulijsten niet als 'verspreiding' kon worden gekarakteriseerd, omdat men actief moest zoeken naar de informatie en niet zomaar geconfronteerd werd met de inhoud. De Hoge Raad verwierp dit verweer en oordeelde dat de toegankelijkheid van internet in de huidige tijd zodanig is dat het publiekelijk toegankelijk is voor een breed publiek. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het verweer van de verdachte niet kon leiden tot cassatie.
Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest benadrukt de reikwijdte van de Opiumwet en de implicaties van het gebruik van internet voor de openbaarmaking van informatie over softdrugs.