ECLI:NL:HR:2004:AO6338
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrek beroepskosten bij buitenlandse belastingplichtige
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 juni 2002, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1997 en 1998. De aanslagen waren opgelegd naar een belastbaar inkomen van respectievelijk ƒ 36.126 en ƒ 65.464. Na bezwaar tegen deze aanslagen heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken van de Inspecteur en verminderde de aanslagen. Belanghebbende stelde vervolgens cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard. De klacht van belanghebbende richtte zich tegen het oordeel van het Hof dat hij de bij zijn bezwaar verlangde aftrek van beroepskosten had prijsgegeven. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof, zonder nadere motivering, niet had kunnen concluderen dat belanghebbende zijn recht op aftrek had prijsgegeven. De Hoge Raad benadrukte dat het Hof ook een oordeel had moeten geven over de door belanghebbende verlangde aftrek van beroepskosten, aangezien hij tijdens de zitting zijn standpunt had gehandhaafd.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en werd de Staat aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden.