ECLI:NL:HR:2004:AO6329
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Beroep in cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en kostenaftrek volgens Nedeco-regeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 mei 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 62.541. Hiertegen is belanghebbende in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof voor de berekening van de kostenaftrek de formule uit de Nedeco-regeling heeft gehanteerd. Deze formule houdt in dat het aantal verblijfsdagen in het buitenland wordt gedeeld door 365 of 366 dagen en vermenigvuldigd met het genoten jaarloon. In dit geval had de belanghebbende 105 verblijfsdagen in het buitenland en een jaarloon van ƒ 65.126. De Hoge Raad oordeelt dat de toepassing van deze formule in het geval van een dienstverband dat minder dan een jaar heeft geduurd, niet recht doet aan het doel van de regeling.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, omdat de toepassing van de formule niet strookt met de uitleg van de regeling. De Hoge Raad benadrukt dat de kosten van het geding voor het Hof door het verwijzingshof beoordeeld moeten worden.