ECLI:NL:HR:2004:AO6323
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid van brandstofkosten bij ter beschikking gestelde auto
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 december 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 158.993, maar het Hof heeft deze aanslag verminderd tot ƒ 157.479. Belanghebbende had in het onderhavige jaar gebruikgemaakt van een door zijn werkgever ter beschikking gestelde Jaguar, waarvoor hij een eigen bijdrage diende te betalen. De discussie in cassatie richtte zich op de vraag of de door belanghebbende betaalde brandstofkosten, ter hoogte van ƒ 3.079, als aftrekbare kosten konden worden aangemerkt.
Het Hof oordeelde dat deze kosten niet aftrekbaar waren, omdat ze geen op de inkomsten drukkende kosten vormden. De kosten voor brandstof waren volgens het Hof vergoedbaar door de werkgever op basis van de geldende regeling autokostenvergoeding. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de kosten van de ter beschikking gestelde auto, inclusief de brandstofkosten, niet op de inkomsten van belanghebbende drukt. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van aftrekbaarheid van kosten in relatie tot vergoedingen door de werkgever en de voorwaarden waaronder dergelijke kosten als aftrekbaar kunnen worden beschouwd. Dit arrest biedt duidelijkheid over de toepassing van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in situaties waarin werknemers gebruikmaken van door de werkgever ter beschikking gestelde voertuigen.