ECLI:NL:HR:2004:AO6022
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Toelating tot getuigenverhoor in faillissementsprocedure
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van [verzoeker] tegen de beslissing van de rechter-commissaris (r-c) om hem niet toe te laten tot een getuigenverhoor in het kader van zijn faillissement. [Verzoeker] werd op 22 augustus 2001 in staat van faillissement verklaard, waarbij Mr. W. Aerts als curator werd aangesteld. Op 7 oktober 2002 vond er een getuigenverhoor plaats, waarbij de curator bezwaar maakte tegen de aanwezigheid van [verzoeker] en zijn raadsman. De r-c oordeelde dat [verzoeker] niet aanwezig mocht zijn, omdat zijn aanwezigheid bezwaren met zich meebracht en het verhoor een besloten karakter had. Deze beslissing werd vastgelegd in het proces-verbaal van het getuigenverhoor.
[Verzoeker] ging in hoger beroep tegen deze beslissing, maar het gerechtshof te Arnhem verklaarde hem bij beschikking van 10 februari 2003 niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Hierop volgde een cassatieverzoek bij de Hoge Raad, dat op 12 mei 2003 werd ingediend. De Advocaat-Generaal L. Timmerman concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van de r-c een beschikking was waarop artikel 67 lid 1 van de Faillissementswet van toepassing is. De r-c had de bevoegdheid om te beslissen over de aanwezigheid van [verzoeker] bij het getuigenverhoor, en het hof had terecht geoordeeld dat het hoger beroep niet tijdig en bij de verkeerde instantie was ingesteld. De Hoge Raad verwierp het beroep van [verzoeker] en bevestigde de beslissing van het hof.