ECLI:NL:HR:2004:AO6016

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/045HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de Staat der Nederlanden inzake schadevergoeding na strafvervolging

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde schadevergoeding voor de gevolgen van een strafvervolging, zoals beschreven in de dagvaarding. De rechtbank heeft op 15 september 1999 de vordering afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 26 september 2002 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Het arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 11 juni 2004.

Uitspraak

11 juni 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/045HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.E. Wanrooij,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 24 april 1998 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd de Staat te veroordelen aan [eiser] de schade te vergoeden welke het gevolg is van de in het lichaam van de dagvaarding beschreven strafvervolging, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Bij conclusie van repliek heeft [eiser] de feitelijke grondslag van zijn eis uitgebreid.
De Staat heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 15 september 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 26 september 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De Hoge Raad zal geen acht slaan op de repliek van [eiser], nu hetgeen daarin wordt aangevoerd niet een reactie op de schriftelijke toelichting van de Staat, maar een zelfstandige nadere toelichting op het door [eiser] voorgestelde middel behelst.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de Staat heeft bij brief van 26 maart 2004 op deze conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 juni 2004.