3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [B] heeft op 23 januari 1992 van [betrokkene 3] een duwbak gekocht, genaamd "Antarctica II". Bij notariële akte van 5 maart 1992 is deze duwbak, inmiddels omgedoopt tot Linda, aan [B] geleverd.
(ii) De duwbak is in opdracht van [B] op 12, 17 en 25 februari 1992, toen droogstaand in het dok van een scheepswerf, gekeurd door [verweerder 4], die deze werkzaamheden heeft verricht als expert in loondienst van [verweerder] c.s. De keuring geschiedde (mede) in verband met de omstandigheid dat [verweerder] c.s. door de Staat is aangewezen voor het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot het (technische) onderzoek van schepen dat voorafgaat aan de afgifte dan wel verlenging door de Staat van het certificaat van onderzoek in de zin van het (destijds geldende) Reglement onderzoek schepen op de Rijn (Stb. 1976, 476, hierna: RosR). [Verweerder] c.s. was één van de door de Staat erkende expertisebureaus als bedoeld in de Bekendmaking Taakafstoting Scheepvaartinspectie Binnenvaart (Stcrt. 1988, 122). [Verweerder] c.s. heeft op grond van de keuringen van de duwbak een bodemrapport van 17 februari 1992 alsmede een bijbehorende reparatielijst opgesteld en deze stukken aan [B] verzonden.
(iii) In verband met de voor de Linda aangevraagde verlenging van het certificaat van onderzoek, is dit vaartuig tevens bezichtigd door de expert [betrokkene 4] van de Scheepvaartinspectie (afdeling Rijn- en Binnenvaart). Deze expert heeft op 20 februari 1992 een lijst van opmerkingen opgesteld.
(iv) [Verweerder] c.s. heeft in een brief van 31 maart 1992 aan de Scheepvaartinspectie, met als bijlagen genoemd bodemrapport van 17 februari 1992 en een controlelijst van 31 maart 1992, onder meer het volgende bericht:
"Aan de Commissie van Deskundigen voor de Rijnvaart Rotterdam.
Ondergetekende verklaart dat:
Het schip Antarctica II (...) droogstaand is onderzocht op 17 februari 1992 (...) door [verweerder 3] (...)
Op de aangegeven onderdelen van bijgaande controlelijst geheel wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden voor afgifte van een Certificaat voor Rijnvaart.
De opmerkingen, gemaakt op 20 februari 1992 (...), door [betrokkene 4] (...) geheel zijn uitgevoerd. (...)
Voorgestelde geldigheidsduur van het Certificaat van Onderzoek 5 jaar.
Opmerkingen: Gezien de dubbelplaten op het vlak adviseren wij een geldigheid van 5 jaar."
(v) Op 8 april 1992 is vanwege de Staat (de Commissie van Deskundigen) het certificaat van onderzoek (nr. 2879) voor de Linda verlengd met 7 jaar tot 1 maart 1999.
(vi) Op 22 april 1993 bevond zich in een grindgat aan de Maas bij Kinrooi, België, een combinatie van aan [eiseres] in eigendom toebehorende vaartuigen, te weten de drijvende zandsorteerinstallatie Annette, de emmerbaggermolen Vrouwe Johanna en de ponton met zandwasinstallatie Moonlight. De Annette bestond uit een hoofdponton die in 1971 is voorzien van 4 nieuwe zijpontons. Het voorschip van de Annette was gekoppeld aan het achterschip van de Vrouwe Johanna. De Moonlight lag aan stuurboordzijde langszij de Vrouwe Johanna afgemeerd.
(vii) In de ochtend van 22 april 1993 is de ledige Linda door de duwboot Omnia naar de onder (vi) bedoelde baggercombinatie gebracht en met haar bakboordzijde langszij de Moonlight afgemeerd teneinde te worden beladen met zand. Op 22 april 1993 is de Linda gedeeltelijk beladen. Het was de bedoeling dat de belading op 23 april 1993 zou worden voortgezet.
(viii) In de nacht van 22 op 23 april 1993 zijn zowel de Linda als de Annette gekapseisd en gezonken. Daarbij is ook schade toegebracht aan de Moonlight en de Vrouwe Johanna.
(ix) De Linda heeft in beginsel schuld aan de aan- respectievelijk schadevaring. De Linda verkeerde in slechte staat van onderhoud. De inleidende schadeoorzaak was gelegen in het vervullen en kapseizen van de Linda als gevolg van ernstige tot zeer ernstige corrosie van de bodemplaten waardoor lekkage is opgetreden.