ECLI:NL:HR:2004:AO5857
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.L.M. Urlings
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van klaagschrift na verstrijken termijn teruggave inbeslaggenomen voorwerp
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2004 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een klaagschrift dat was ingediend door een beslagene. De klager, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Midden Holland' te Haarlem, had een klaagschrift ingediend op 7 mei 2003, waarin hij verzocht om teruggave van inbeslaggenomen goederen. De Rechtbank te Haarlem had de klager echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen bezwaar had gemaakt tegen het voornemen van de Officier van Justitie om de goederen terug te geven aan de redelijkerwijs rechthebbende. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de klager na het verstrijken van de termijn van artikel 116, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet meer kon worden ontvangen in zijn klaagschrift, ongeacht of de Officier van Justitie al dan niet uitvoering had gegeven aan zijn voornemen tot teruggave. De Hoge Raad benadrukte dat een redelijke uitleg van de wet vereist dat de beslagene, die de termijn ongebruikt heeft gelaten, niet meer kan opkomen tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Dit is in lijn met de rechtszekerheid en de bedoeling van de wetgever, zoals uiteengezet in de Memorie van Toelichting bij de invoering van het huidige artikel 116 Sv. De Hoge Raad verwierp het beroep van de klager, waarmee de beslissing van de Rechtbank in stand bleef.