ECLI:NL:HR:2004:AO5819
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot inbeslagneming en proportioneel geweld bij fouilleren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Suriname in 1972, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot vijf weken gevangenisstraf, waarbij het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam werd vernietigd. De verdachte stelde in cassatie dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat er ten tijde van het fouilleren geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestond. De raadsman voerde aan dat de verbalisanten onterecht gebruik hadden gemaakt van hun bevoegdheden op grond van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad oordeelde dat de bevoegdheid tot inbeslagneming ook de mogelijkheid omvat om, indien nodig, met proportioneel geweld de vuist van de verdachte te openen. Dit werd niet aangemerkt als een onderzoek aan het lichaam of in het lichaam. De Hoge Raad concludeerde dat er sprake was van ernstige bezwaren tegen de verdachte, waardoor het optreden van de verbalisanten rechtmatig was. Het verweer van de verdachte werd verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en het beroep werd verworpen.
De uitspraak benadrukt de grenzen van de bevoegdheden van de politie bij het fouilleren en de inbeslagneming van voorwerpen, en bevestigt dat proportioneel geweld kan worden toegepast in het kader van de strafvordering, mits dit binnen de wettelijke kaders blijft.