ECLI:NL:HR:2004:AO5667
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen uitspraak gerechtshof te 's-Gravenhage
In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie, wonende te [woonplaats], op 14 oktober 2003 een verzoekschrift ingediend bij de Hoge Raad, waarin hij verzocht om de uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 juli 2003 te vernietigen. Deze uitspraak had de vorderingen van verzoeker afgewezen. Het hof heeft echter geen uitspraak overgelegd, wat een belangrijke factor is in de beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep. Verzoeker heeft hierop gereageerd met een brief op 13 april 2004.
De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Het is van belang om te bepalen of de procedure bij het hof een dagvaardingsprocedure was of een verzoekschriftprocedure. Indien het een dagvaardingsprocedure betreft, had het cassatieberoep volgens artikel 407 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bij dagvaarding ingesteld moeten worden. De ingediende brief van 14 oktober 2003 kan niet als dagvaarding worden beschouwd.
Als de bestreden uitspraak is gegeven op rekest, dan had het verzoekschrift volgens artikel 426a lid 1 Rv getekend moeten worden door een advocaat bij de Hoge Raad. De brief van verzoeker is echter niet door een advocaat getekend. Gezien deze tekortkomingen heeft de Hoge Raad besloten dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De beschikking is openbaar uitgesproken op 4 juni 2004 door de raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, en A. Hammerstein.