ECLI:NL:HR:2004:AO5124
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over alimentatie en echtscheiding met betrekking tot de vaststelling van levensonderhoud
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de alimentatieverplichtingen na echtscheiding. De verzoekster, een vrouw, had in 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Breda om echtscheiding en een onderhoudsbijdrage van € 907,56 per maand van haar ex-echtgenoot, de man. De rechtbank heeft op 19 juli 2002 de echtscheiding uitgesproken en een lagere alimentatie vastgesteld van € 636,-- per maand, die later door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 22 mei 2003 werd aangepast naar € 420,-- per maand tot 20 december 2002 en € 525,-- per maand daarna, met een beëindiging van de alimentatie per 1 juni 2005.
De vrouw ging in cassatie tegen de beslissing van het hof, dat de alimentatie met ingang van 1 juni 2005 op nihil had gesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onterecht had geoordeeld dat de vrouw in staat moest worden geacht om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, gezien haar parttime werk en de mogelijkheid om haar uren uit te breiden. De Hoge Raad concludeerde dat de beslissing van het hof niet in strijd was met de wet en dat de vrouw, indien haar situatie zou veranderen, een wijziging van de beschikking kon verzoeken.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waarbij werd vastgesteld dat het hof niet ambtshalve had gehandeld, maar op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vrouw om haar eigen levensonderhoud te waarborgen en de mogelijkheden die zij had om haar werkuren uit te breiden. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de lagere rechtbanken en het hof.