ECLI:NL:HR:2004:AO5123
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake de verplichting tot medewerking aan belastingonderzoek door Corporate Value Associates B.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2004 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Corporate Value Associates B.V. (CVA) tegen de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een geschil over de verplichting van CVA om medewerking te verlenen aan een belastingonderzoek door de Belastingdienst. De Staat had CVA in kort geding gedagvaard en gevorderd dat zij volledige medewerking zou verlenen aan het onderzoek, inclusief inzage in bepaalde documenten. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft deze vordering toegewezen, met een dwangsom voor het geval CVA niet zou voldoen aan de opdracht. CVA heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
CVA heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, waarbij zij ook een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis heeft ingediend. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat CVA niet-ontvankelijk is in haar incidentele vordering. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het toestaan van een incidentele vordering tot schorsing in cassatie, en dat dergelijke vorderingen beter in kort geding kunnen worden behandeld. De Hoge Raad heeft de kosten van het incident aan CVA opgelegd.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de beperkingen van de mogelijkheden tot schorsing van uitvoerbare vonnissen in cassatie en bevestigt dat de wetgever geen ruimte heeft gelaten voor een dergelijke procedure in het huidige wettelijke stelsel. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op belastingonderzoek en de verplichtingen van belastingplichtigen.