ECLI:NL:HR:2004:AO4608

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/024HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van schrijffouten in eerder arrest van de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2004 een arrest gewezen waarin enkele schrijffouten uit een eerder arrest van 26 september 2003 zijn verbeterd. De zaak betreft een geschil tussen de openbare rechtspersoon Regiopolitie Gelderland-Zuid, eiser tot cassatie, en Hovax B.V., verweerster in cassatie. De advocaten van beide partijen zijn op de hoogte gesteld van de schrijffouten en kregen de gelegenheid om hun mening te geven over de voorgestelde verbeteringen. Beide partijen hebben hierop gereageerd.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de tweede zin van rechtsoverweging 5.1 moest worden gelezen als: 'De onderdelen I.2 en II van het incidentele beroep - onderdeel I.1 bevat slechts een inleiding - zijn van de verste strekking, zodat zij het eerst zullen worden besproken.' Daarnaast zijn er correcties aangebracht in de derde zin van rov. 5.1, de laatste zin van rov. 5.3 en rov. 5.5. Deze verbeteringen zijn van administratieve aard en hebben geen invloed op de inhoudelijke beslissing van het eerdere arrest.

De Hoge Raad heeft de schrijffouten officieel verbeterd en deze verbeteringen zijn op de minuut van het eerdere arrest vastgesteld. Dit toont de zorgvuldigheid van de Hoge Raad in het waarborgen van de juistheid van zijn uitspraken en het belang van correcte juridische documentatie.

Uitspraak

13 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/024HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de openbare rechtspersoon REGIOPOLITIE GELDERLAND-ZUID, gevestigd te Nijmegen,
EISER tot cassatie, incidenteel verweerder,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
HOVAX B.V., gevestigd te Nijmegen,
VERWEERSTER in cassatie, incidenteel eiseres,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het arrest in dit geding
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 26 september 2003 een arrest uitgesproken. Dat arrest bevat enige kennelijke schrijffouten die zich voor eenvoudig herstel lenen.
- De tweede zin van rov. 5.1 moet als volgt worden gelezen:
De onderdelen I.2 en II van het incidentele beroep - onderdeel I.1 bevat slechts een inleiding - zijn van de verste strekking, zodat zij het eerst zullen worden besproken.
- De eerste twee woorden van de derde zin van rov. 5.1 moeten als volgt worden gelezen:
Onderdeel II,
- De laatste zin van rov. 5.3 moet als volgt worden gelezen:
Onderdeel 1.2, dat op een andere rechtsopvatting is gebaseerd, stuit hierop af.
- De laatste zin van rov. 5.5 moet als volgt worden gelezen:
De onderdelen 2.2 en 2.4 kunnen dus evenmin tot cassatie leiden.
Bij brief van 12 januari 2004 heeft de Hoge Raad de advocaten van partijen op de hoogte gebracht van deze verschrijvingen en hen in de gelegenheid gesteld zich over de verbetering daarvan uit te laten. Beide partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2. Beslissing
De Hoge Raad:
verbetert de bovenvermelde schrijffouten in het op 26 september 2003 in deze zaak uitgesproken arrest;
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 13 februari 2004.