ECLI:NL:HR:2004:AO4223
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kennelijk onredelijk ontslag en de gevolgen daarvan
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerster in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Thunnissen, gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Gravenhage. Eiseres vorderde onder andere te verklaren voor recht dat het ontslag door verweerster kennelijk onredelijk was en eiste schadevergoeding van ƒ 42.000,--, vermeerderd met wettelijke rente en andere kosten. De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 15 augustus 2000 de vordering toegewezen. Verweerster kwam in verzet tegen dit vonnis, en de kantonrechter heeft op 1 mei 2001 het verstekvonnis vernietigd en eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar oorspronkelijke vordering. Eiseres ging in hoger beroep bij de rechtbank te 's-Gravenhage, die op 18 september 2002 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.