ECLI:NL:HR:2004:AO4223

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/029HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kennelijk onredelijk ontslag en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerster in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Thunnissen, gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Gravenhage. Eiseres vorderde onder andere te verklaren voor recht dat het ontslag door verweerster kennelijk onredelijk was en eiste schadevergoeding van ƒ 42.000,--, vermeerderd met wettelijke rente en andere kosten. De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 15 augustus 2000 de vordering toegewezen. Verweerster kwam in verzet tegen dit vonnis, en de kantonrechter heeft op 1 mei 2001 het verstekvonnis vernietigd en eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar oorspronkelijke vordering. Eiseres ging in hoger beroep bij de rechtbank te 's-Gravenhage, die op 18 september 2002 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

14 mei 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/029HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 28 juni 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Gravenhage en gevorderd:
- te verklaren voor recht dat het door [verweerster] aan [eiseres] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is;
- [verweerster] te veroordelen aan [eiseres] aan schadevergoeding wegens het kennelijk onredelijk ontslag te betalen de somma van ƒ 42.000,-- althans een zodanig bedrag dat de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag;
- [verweerster] te veroordelen aan [eiseres] te voldoen de in de inleidende dagvaarding onder 14 genoemde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris en tevens te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad ƒ 750,--.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 15 augustus 2000 de vordering toegewezen.
Tegen voormeld verstekvonnis is [verweerster] bij dagvaarding van 12 september 2000 in verzet gekomen bij de kantonrechter te 's-Gravenhage. [Verweerster] heeft gevorderd haar te ontheffen van de veroordeling, tegen haar uitgesproken bij vonnis van de kantonrechter van 15 augustus 2000 en [eiseres] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen.
[Eiseres] heeft bij conclusie van antwoord in oppositie geconcludeerd [verweerster] tot kwaadopposant te verklaren.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 1 mei 2001 het verstekvonnis van 15 augustus 2000 vernietigd en [eiseres] alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar oorspronkelijke vordering.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage.
Bij vonnis van 18 september 2002 heeft de rechtbank het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 mei 2004.