ECLI:NL:HR:2004:AO4048
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van de bestuurder onder invloed van MDMA en MDA
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was op 9 juli 2000 in Breda betrapt op het besturen van een motorrijtuig terwijl hij onder invloed was van de drugs MDMA en MDA. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat er geen feitelijk gevaarlijk rijgedrag was geconstateerd, niet in staat was tot behoorlijk besturen door de invloed van deze stoffen. De Hoge Raad oordeelde dat het niet noodzakelijk is dat er bewijs is van gevaarlijk rijgedrag om tot een veroordeling te komen. De bewezenverklaring steunde op een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, waaruit bleek dat de concentraties MDMA en MDA in het bloed van de verdachte hoog waren en zijn rijvaardigheid negatief beïnvloedden. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de middelen die in cassatie waren voorgesteld niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad bevestigde dat de bewezenverklaring naar de eisen van de wet was omkleed en dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.