ECLI:NL:HR:2004:AO3873
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van verzoeker in faillissementsprocedure
Op 20 februari 2004 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.Th.J. van der Klei, het niet-ontvankelijk verklaren van zijn verzoek door de rechter-commissaris en de rechtbank aanvecht. Verzoeker had op 5 februari 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Breda, waarin hij vroeg om een bevel aan de curator om bepaalde handelingen te verrichten met betrekking tot de failliete Delcon Nederland B.V. De curator, mr. Otto Evert de Witt Wijnen, heeft het verzoek bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid van verzoeker. De rechter-commissaris verklaarde verzoeker op 28 februari 2003 niet-ontvankelijk, en deze beslissing werd op 25 april 2003 door de rechtbank bekrachtigd. Verzoeker ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat verzoeker geen belang had bij de gevraagde bevelen. De Hoge Raad oordeelde dat de bestuurder van een vennootschap die op grond van artikel 2:248 BW aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap, niet automatisch een crediteur van de failliete vennootschap wordt. Dit betekent dat verzoeker geen regresrecht op de boedel kan claimen, wat zijn verzoek verder ondermijnt. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoeker verworpen en hem in de kosten van het geding veroordeeld, die zijn begroot op € 267,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris.
De uitspraak is gedaan door vice-president P. Neleman en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.