ECLI:NL:HR:2004:AO3870
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Beschikking inzake ouderlijk gezag en omgangsregeling voor minderjarig kind
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het ouderlijk gezag en de omgangsregeling van een minderjarig kind. De verzoekster, een vrouw wonende in Spanje, had cassatie ingesteld tegen de beslissingen van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De man, de verweerder in cassatie, had eerder verzocht om het hoofdverblijf van het kind bij hem te bepalen en een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank te Maastricht had in eerdere beschikkingen bepaald dat de vrouw het ouderlijk gezag over het kind alleen uitoefent, en een omgangsregeling vastgesteld. De man ging in hoger beroep, maar het hof heeft de verzoeken van de vrouw om alleen het ouderlijk gezag te krijgen afgewezen en de eerdere beslissingen van de rechtbank bevestigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de vrouw in het cassatiemiddel niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad was dus om het beroep van de vrouw te verwerpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechtbanken in stand bleven. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk met betrekking tot het ouderlijk gezag en de omgangsregelingen in vergelijkbare zaken.