ECLI:NL:HR:2004:AO3645
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vrijstellingen onroerendezaakbelastingen voor bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 december 2001, betreffende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Naaldwijk voor het jaar 1999. De aanslagen waren opgelegd naar een heffingsgrondslag van ƒ 530.000, en na bezwaar zijn deze door de seniormedewerker Belastingen van de gemeente gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde.
Het geschil in cassatie betreft de vraag of de waarde van de onroerende zaak bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking dient te worden gelaten op grond van vrijstellingen in de Verordening onroerende-zaakbelastingen Naaldwijk 1997. Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen recht had op deze vrijstellingen, omdat er op 1 januari 1999 geen sprake was van teelt in cultuurgrond zoals bedoeld in de Verordening. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de grond niet het karakter had van bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, die in hoofdzaak de functie heeft gewassen te voeden en te doen groeien.
De Hoge Raad oordeelt dat de feiten en omstandigheden aan het begin van het kalenderjaar 1999 geen andere conclusie toelaten dan dat de grond niet voldeed aan de vereisten voor de vrijstellingen. De beslissing van het Hof wordt derhalve bevestigd, en de middelen leiden niet tot cassatie. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten.