ECLI:NL:HR:2004:AO3547
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over valsheid in geschrift en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor valsheid in geschrift en opzetheling, met een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. M.W.G.J. IJsseldijk als advocaat optrad. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten en de strafoplegging, en de zaak zou moeten terugwijzen voor het vaststellen van een passende straf voor de resterende feiten.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling het middel van de verdachte, dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in de cassatiefase zou zijn overschreden, verworpen. De Hoge Raad constateerde dat de stukken op 11 augustus 2003 ter griffie waren binnengekomen en dat de zaak binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep was afgedaan. Hierdoor was er geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gepubliceerd in NJ 2004, 476 met annotatie van Y. Buruma.