ECLI:NL:HR:2004:AO3454

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01420/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake zware mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op 1 april 2002 in IJsselstein en/of Nieuwegein opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan een slachtoffer. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot 120 uren taakstraf, subsidiair zestig dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens toegewezen, met een betalingsverplichting voor de verdachte.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en verwijzing naar een aangrenzend hof. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof over het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de gebezigde bewijsmiddelen die niets zeiden over de aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel.

De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling omtrent de kwalificatie van zwaar lichamelijk letsel en de bewijsvoering in strafzaken. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de bewijsstukken en de uitleg daarvan door de rechter.

Uitspraak

18 mei 2004
Strafkamer
nr. 01420/03
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 februari 2003, nummer 21/002072-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats] .
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 15 augustus 2002 - de verdachte ter zake van primair "zware mishandeling" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede tot 120 uren taakstraf, subsidiair zestig dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen het oordeel van het Hof dat sprake is geweest van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:
"op een of meerdere tijdstippen, op 1 april 2002 te IJsselstein en/of Nieuwegein, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breuk van het rechterjukbeen en breuk in het bovenbot van de neus en drie afgebroken tanden) heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk (meermalen) tegen/in het gezicht/hoofd te stompen/slaan."
3.3. Ten aanzien van het letsel houden de gebezigde bewijsmiddelen in:
a. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal mutatienr PL0960/02-016393, bladzijden 21 t/m 24, op 1 april 2002 opgemaakt door [verbalisant] , agent van politie Regio Utrecht, district Lekstroom, dat inhoudt - zakelijk weergegeven - onder meer:
als verklaring van [slachtoffer] :
Ik was vannacht 1 april 2002 in een discotheek genaamd "Club Fantasy" in IJsselstein. Ik ging omstreeks 04.00 uur naar huis.
Ik stond buiten voor Club Fantasy samen met mijn vrienden, [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Ik hoorde achter mij twee jongens praten. Ik keek naar de twee jongens. Ik herkende een van de jongens als [verdachte] .
Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Kom, we pakken hem nou". Ik zag dat beide [slachtoffer] in de richting van [betrokkene 1] liepen. Ik begreep hieruit dat de jongens [betrokkene 1] wilden gaan slaan. Ik ging tussen de twee jongens en [betrokkene 1] staan om een vechtpartij te voorkomen. Ik kan mij herinneren dat [verdachte] iets in zijn hand had.
Ik zei tegen de jongens: "Ga lekker naar huis, dan is er niets aan de hand". Vervolgens voelde ik een klap in mijn gezicht. Ik hoorde later van mijn vrienden dat [verdachte] mij had geslagen.
Mijn neus bloedde. Ik voelde pijn in mijn gezicht en neus. Er stroomde erg veel bloed uit mijn neus. Ik zag later dat er ook een wondje onder mijn rechteroog zat.
Ik hoorde van mijn vrienden dat [verdachte] , toen hij mij sloeg in IJsselstein, een slot of ketting in zijn handen had. Gezien mijn verwondingen kan dat heel wel kloppen.
Ik heb nog steeds een lichte pijn in mijn gezicht. Als ik mijn neus aanraak doet het erg veel pijn. Ik heb een sneetje van 2 à 3 centimeter lang onder mijn rechteroog.
Er is een stukje van mijn rechter bovenvoortand en de tand rechts daarnaast afgebroken. Tevens is een stukje van mijn rechter ondervoortand afgebroken. Hierdoor heb ik continu een pijnlijk gevoel in mijn tanden.
b. een schriftelijk bescheid, te weten medische informatie, bladzijde 27, ingevuld en ondertekend op 19 april 2002 door [betrokkene 4] , kaakchirurg te Nieuwegein, dat onder meer de volgende medische informatie betreffende [slachtoffer] inhoudt:
Uitwendig waargenomen letsel:
- gebroken neus en
- gebroken jukbeen, rechts.
Bijzondere mededelingen:
- [slachtoffer] is inmiddels operatief behandeld op 5 april 2002."
3.4. Gelet op de omstandigheid dat de gebezigde bewijsmiddelen niets inhouden omtrent de aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel, is het oordeel van het Hof dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, niet zonder meer begrijpelijk.
3.5. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 18 mei 2004.