ECLI:NL:HR:2004:AO3444
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep wegens te late indiening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2004 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep. De verdachte was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank te Dordrecht op 25 februari 2002 voor verduistering, waarbij hij een werkstraf van 180 uren opgelegd kreeg. De verdachte had op 30 juli 2002 hoger beroep ingesteld, meer dan vier maanden na de uitspraak van de Politierechter. Het hof had vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de terechtzitting van 21 november 2001, waar het onderzoek was geschorst tot de zitting van 25 februari 2002. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte binnen veertien dagen na de uitspraak in hoger beroep had moeten komen, zoals voorgeschreven in artikel 408, eerste lid aanhef onder c, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat het hoger beroep te laat was ingesteld en dat de verdachte derhalve niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden waren voor cassatie en de bestreden uitspraak niet ambtshalve vernietigd hoefde te worden.