ECLI:NL:HR:2004:AO3231
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Toerekening van de dood als gevolg van zware mishandeling en de rol van medische hulp
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor zware mishandeling, waarbij de dood van het slachtoffer was ingetreden. De Hoge Raad beoordeelde of de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan de verdachte kon worden toegerekend, ondanks het uitblijven van noodzakelijke medische hulp. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 30 juli 1999 in Sevenum opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer door hem met kracht tegen de slaap te slaan, wat uiteindelijk leidde tot de dood van het slachtoffer. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er een causaal verband bestond tussen de klap van de verdachte en het letsel van het slachtoffer, en dat het letsel de dood had veroorzaakt. De Hoge Raad concludeerde dat het uitblijven van medische hulp niet afdeed aan de aansprakelijkheid van de verdachte, aangezien het letsel zo ernstig was dat medische ingreep noodzakelijk was om de dood te voorkomen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot 23 maanden gevangenisstraf.