ECLI:NL:HR:2004:AO2783

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/022HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake huurrecht en cassatie

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. de Witte, verweerder gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht. De eisers vorderden toestemming om onderhoudswerken aan de gehuurde woning uit te voeren en vergoeding van schade. Verweerder heeft de vorderingen bestreden. De kantonrechter heeft in tussenvonnissen een comparitie gelast en de zaak naar de rol verwezen om verweerder de gelegenheid te geven zich uit te laten over een mogelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Verweerder heeft daarop zelf ook een vordering tot ontbinding ingesteld. De kantonrechter heeft beide vorderingen gevoegd behandeld en uiteindelijk in het eindvonnis van 15 augustus 2001 de vorderingen van eisers afgewezen en die van verweerder toegewezen. Eisers hebben hoger beroep ingesteld bij de rechtbank, die het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing hebben eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie zijn aan de zijde van verweerder begroot op nihil.

Uitspraak

2 april 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/022HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.P. de Witte,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 19 oktober 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht en - verkort weergegeven - gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hen te machtigen om zelf en voor rekening van [verweerder] de in de dagvaarding nader omschreven onderhoudswerken en/of reparaties aan de gehuurde (boven)woning [a-straat 1] te [plaats] uit te voeren en [verweerder] te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij stellen te hebben geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerder] heeft de vorderingen bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 2 augustus 2000 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 17 januari 2001 de zaak naar de rol verwezen teneinde [verweerder] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of hij inmiddels een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst heeft ingesteld en iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij exploot van 25 januari 2001 heeft [verweerder] [eiser] c.s. gedagvaard voor de Kantonrechter te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
a. de huurovereenkomst tussen [verweerder] als verhuurder en [eiser] c.s. als huurders betreffende woning aan de [a-straat 1] te [plaats] te ontbinden per de datum van het te dezen te wijzen vonnis, althans per een datum als de kantonrechter meent dat juist is met vaststelling van het tijdstip van de ontruiming;
b. [eiser] c.s. - kort gezegd - te veroordelen tot ontruiming van deze woonruimte met nevenvoorzieningen.
De kantonrechter heeft vervolgens beide vorderingen van partijen gevoegd behandeld.
[Eiser] c.s. hebben de vorderingen van [verweerder] bestreden.
Bij eindvonnis van 15 augustus 2001 heeft de kantonrechter de vorderingen van [eiser] c.s. afgewezen en de vorderingen van [verweerder] toegewezen.
Tegen het vonnis van 15 augustus 2001 hebben [eiser] c.s. in beide procedures hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Utrecht.
Bij vonnis van 11 september 2002 heeft de rechtbank het vonnis van de kantonrechter waarvan beroep bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 april 2004.