ECLI:NL:HR:2004:AO2783
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake huurrecht en cassatie
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. de Witte, verweerder gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht. De eisers vorderden toestemming om onderhoudswerken aan de gehuurde woning uit te voeren en vergoeding van schade. Verweerder heeft de vorderingen bestreden. De kantonrechter heeft in tussenvonnissen een comparitie gelast en de zaak naar de rol verwezen om verweerder de gelegenheid te geven zich uit te laten over een mogelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Verweerder heeft daarop zelf ook een vordering tot ontbinding ingesteld. De kantonrechter heeft beide vorderingen gevoegd behandeld en uiteindelijk in het eindvonnis van 15 augustus 2001 de vorderingen van eisers afgewezen en die van verweerder toegewezen. Eisers hebben hoger beroep ingesteld bij de rechtbank, die het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing hebben eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie zijn aan de zijde van verweerder begroot op nihil.