ECLI:NL:HR:2004:AO2780
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vakantiedagen en zwangerschapsverlof voor onderwijspersoneel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een lerares en de Vereniging voor Protestant Christelijk Voortgezet Onderwijs in Apeldoorn en Omgeving. De lerares had de vereniging gedagvaard omdat zij van mening was dat de vastgestelde vakantiedagen die samenvielen met haar zwangerschaps- en bevallingsverlof niet als vakantiedagen mochten worden aangemerkt. De lerares vorderde onder andere dat zij het recht had om deze dagen buiten haar zwangerschaps- en bevallingsverlof op te nemen, met behoud van salaris. De kantonrechter had in eerste instantie de vorderingen van de lerares toegewezen, maar de rechtbank vernietigde dit vonnis in hoger beroep en wees de vorderingen van de lerares af.
De Hoge Raad oordeelde dat de vakantieregeling van de CAO voor het Voortgezet Onderwijs afwijkt van de wettelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, maar dat de lerares niet had aangetoond dat zij recht had op een groter aantal vakantiedagen dan het wettelijk minimum. De Hoge Raad bevestigde dat de dagen waarop de lerares niet werkte wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof, door de vereniging als vakantie konden worden aangemerkt, mits dit met haar instemming gebeurde. De Hoge Raad verwierp het beroep van de lerares en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de lerares geen recht had op de gevorderde vakantiedagen.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van vakantiedagen in relatie tot zwangerschaps- en bevallingsverlof binnen het onderwijs, en bevestigt dat de CAO-bepalingen voor onderwijsinstellingen in dit geval prevaleren boven de algemene wettelijke bepalingen, zolang deze niet in strijd zijn met dwingendrechtelijke regels.