ECLI:NL:HR:2004:AO2714

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02280/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor medeplegen van zware mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van zware mishandeling. Het Gerechtshof had de eerdere veroordeling door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Haarlem, die op 9 april 1999 had plaatsgevonden, vernietigd. De verdachte was door het Hof veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 140 uren, in plaats van de eerder opgelegde drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. E.G. Al, advocaat te Nieuw-Vennep. De plaatsvervangend Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op deze conclusie.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat er grond aanwezig was om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen.

Uitspraak

16 maart 2004
Strafkamer
nr. 02280/02
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2002, nummer 23/003458-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 9 april 1999 - de verdachte ter zake van 2. "medeplegen van zware mishandeling" veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 140 uren, in plaats van drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G. Al, advocaat te Nieuw-Vennep, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de
plaatsvervangend Procureur-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.L.M. Urlings en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 16 maart 2004.
Mr. Urlings is buiten staat dit arrest te ondertekenen.