ECLI:NL:HR:2004:AO2301
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de instelling van een mentorschap ten behoeve van verzoekster
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de instelling van een mentorschap. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.T.R.F. Carli, had zich verzet tegen de benoeming van verweerster, die ook haar mentor zou worden. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 september 2002 werd ingediend bij de rechtbank, sector kanton, te 's-Gravenhage. Verweerster verzocht de kantonrechter om een mentorschap in te stellen ten behoeve van verzoekster, wat leidde tot de benoeming van verweerster als mentor op 30 september 2002.
Verzoekster ging in hoger beroep tegen deze beschikking bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 29 april 2003 de beschikking van de kantonrechter bevestigde. Hierop heeft verzoekster cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de rol van de rechterlijke macht in zaken van mentorschap, waarbij de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig worden afgewogen.