ECLI:NL:HR:2004:AO1995

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/124HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek faillissement Exploitatie Beheer Handelshuis Waddinxveen B.V.

In deze zaak heeft de curator, Mr. Raymond Johannes Rudolph Maria de Bok, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Exploitatie Beheer Handelshuis Waddinxveen B.V., een verzoek ingediend bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch om verweerder in cassatie, die in deze procedure niet bij naam is genoemd, failliet te verklaren. Dit verzoek werd op 30 juli 2003 door de rechtbank afgewezen, omdat niet summierlijk was gebleken dat verweerder naast de schuld aan Waddinxveen B.V. nog andere schulden had. De curator ging in hoger beroep, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bekrachtigde op 9 oktober 2003 de beschikking van de rechtbank, met de overweging dat niet voldaan was aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers.

De curator heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat voor een faillietverklaring moet worden vastgesteld dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Het bestaan van schulden aan meer dan één schuldeiser is een noodzakelijke voorwaarde, maar niet voldoende. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de vorderingen van andere schuldeisers niet als steunvorderingen konden worden aangemerkt.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de eerdere afwijzing van het faillissementsverzoek niet in stand kan blijven en dat er opnieuw moet worden beoordeeld of het verzoek tot faillietverklaring moet worden toegewezen, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het geval.

Uitspraak

12 maart 2004
Eerste Kamer
Nr. R03/124HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
Mr. Raymond Johannes Rudolph Maria DE BOK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Exploitatie Beheer Handelshuis Waddinxveen B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.J. Schuurman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 10 juni 2003 ter griffie van de rechtbank te 's-Hertogenbosch ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de curator - in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Exploitatie Beheer Handelshuis Waddinxveen B.V. de rechtbank verzocht verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - in staat van faillissement te verklaren.
[Verweerder] heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 30 juli 2003 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking van de rechtbank heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Na mondelinge behandeling op 6 augustus 2003 heeft het hof bij beschikking van 9 oktober 2003 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is namens de curator toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
[Verweerder] heeft verzocht de curator niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de curator bij dit beroep niet (voldoende) belang heeft aangezien het hem niet gaat om het faillissement van [verweerder] maar om iets anders, te weten een minnelijke regeling te treffen ten aanzien van een niet-deugdelijke vordering, die hij in rechte niet vastgesteld krijgt. Deze stelling heeft evenwel betrekking op de toewijsbaarheid van het verzoek tot faillietverklaring en kan geen grond opleveren voor niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
4. Beoordeling van het middel
4.1 Het gaat in cassatie om het volgende.
De curator heeft in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Exploitatie Beheer Handelshuis Waddinxveen B.V. (hierna: Waddinxveen B.V.) de rechtbank verzocht [verweerder] failliet te verklaren.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op de grond dat niet summierlijk is gebleken dat [verweerder] naast de schuld aan Waddinxveen B.V. - waarvan het bestaan volgens de rechtbank wel summierlijk was gebleken - nog andere schulden onbetaald laat en dat derhalve niet is komen vast te staan dat [verweerder] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd. Evenals de rechtbank was het hof van oordeel dat niet voldaan was aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers. In verband daarmee heeft het hof het verweer van [verweerder] dat van een vorderingsrecht van Waddinxveen B.V. op hem geen sprake is, buiten beschouwing gelaten.
4.2 Wil een schuldenaar failliet verklaard kunnen worden, dan dient te worden vastgesteld dat hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Het bestaan van schulden aan meer dan één schuldeiser - waaronder in een geval als het onderhavige, waarin het faillissement door een schuldeiser wordt aangevraagd, een schuld aan de verzoekende schuldeiser - is daarvoor een noodzakelijke, zij het niet voldoende voorwaarde.
4.3 Het hof heeft zijn oordeel dat niet voldaan was aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers in hoofdzaak gebaseerd op de vaststelling dat de steunvorderingen waarop de curator een beroep had gedaan, onvoldoende zijn komen vast te staan. In rov. 4.4.2 heeft het hof echter twee vorderingen van [A] Management en Beheer B.V. niet op deze grond terzijde gesteld maar op de grond dat ten aanzien van deze vorderingen - waarvan het hof kennelijk het bestaan wel aannam - niet is komen vast te staan dat [verweerder] daadwerkelijk verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
4.4 Voorzover het middel strekt ten betoge dat pluraliteit van schuldeisers geen noodzakelijke voorwaarde is voor de faillietverklaring, komt het tevergeefs op tegen vaste rechtspraak (o.m. HR 22 juli 1988, nr. 7397, NJ 1988, 912). Het slaagt echter voorzover het betoogt dat het hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de vorderingen van [A] Management en Beheer B.V. niet als steunvorderingen in aanmerking konden worden genomen op de enkele grond dat ten aanzien van deze vorderingen niet is komen vast te staan dat [verweerder] daadwerkelijk verkeerde in de toestand van te hebben opgehouden te betalen (vgl. HR 10 mei 1996, nr. 8819, NJ 1996, 524).
4.5 Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat de overige klachten van het middel geen behandeling behoeven. Na verwijzing zal opnieuw moeten worden beoordeeld of het verzoek tot faillietverklaring moet worden toegewezen, welke beslissing dient te worden gegeven op basis van alle op dat moment bestaande en ter zake dienende omstandigheden van het geval.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2003;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 maart 2004.