ECLI:NL:HR:2004:AO1975
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en cassatieprocedure tussen echtgenoten
In deze zaak verzoekt de vrouw, verzoekster tot cassatie, om cassatie tegen de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden, die de eerdere beschikking van de rechtbank Groningen heeft bekrachtigd. De rechtbank had op 9 juli 2002 de echtscheiding tussen de vrouw en de man uitgesproken. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Het gerechtshof heeft op 19 maart 2003 de beschikking van de rechtbank bevestigd. De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, waarbij de man niet is verschenen en ook geen verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de vrouw in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep van de vrouw.
Deze beschikking is op 12 maart 2004 openbaar uitgesproken door de raadsheren, waarbij de voorzitter H.A.M. Aaftink en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens en A. Hammerstein betrokken waren.